Mijn muzieksmaak is de beste

Posted: March 26, 2011 in Spotifette

Het kostte mij een avondje om alle artikelen te lezen die muziekminnaars over dit aardige initiatief schreven. Het gaat hier dus over Spotify en waarom Spotify fijn is of niet. En het gaat over muziek natuurlijk. Over Spotify kan ik kort zijn: ik gebruik de dienst nauwelijks. Soms is het bruikbaar als een soort audioversie van Wikipedia maar ik heb misschien gewoon een te obscure smaak om Spotify veelvuldig te gebruiken. Dat is geen waarde-oordeel over Spotify. Het zegt meer over mijn muzieksmaak. Ik begrijp waarom het succesvol is maar ik besteed dat tientje per maand liever aan een extra concert of plaat. Of aan bier, zoals je wilt.

Ik ben geen muziekkenner zoals velen die dit stokje eerder vasthielden. Wel een liefhebber. Ik zal dan ook niet oordelen over de keuzes van mijn voorgangers op dit blog. Mijn smaak is toch de beste, daar valt niet over te twisten.
Wat mij betreft voegt goede muziek iets toe aan mijn leven. Muziek geeft een bepaald gevoel. Als een liedje mij op een of andere manier raakt, dan is het van mij. Misschien heel puberaal, maar ik beschouw de muziek van sommige bands toch echt als ‘mijn’ muziek. Dat hebben natuurlijk veel meer mensen. Daarom wordt er ook zoveel gezeken in de reactiepanelen van muzieksites. Je trapt toch snel op iemands ziel als je een bepaalde band afzeikt die nu net veel betekent voor die ene lezer. Soms doe ik het er om, gewoon omdat je van tevoren weet dat er gereageerd gaat worden. Maar oh wee als iemand, ik noem maar een voorbeeld, Shellac af gaat zeiken.

Hoewel ik, al zeg ik zelf, best veel verschillende muzieksoorten beluister en waardeer, blijft old skool noiserock mijn grote liefde. Bands als LUL, Polvo, Big Black en Hammerhead (om er een paar te noemen) hebben mij muzikaal gevormd.
Gelukkig gaat de gitaar/bas/drums setting nooit verloren en wordt er tegenwoordig nog steeds genoeg “mijn” muziek gemaakt. Noiserock is niet erg hip maar bands als Health en No Age houden de moed er in. Hoewel.. niet hip? Laatstgenoemde bands waren toch redelijk succesvol. Nederland is overigens goed vertegenwoordigd met The Moi Non Plus, Gone Bald en Katadreuffe. Muziek waarbij trommelvliezen stuk mogen gaan en instrumenten dienen om lawaai te maken en niet om te poetsen. Energiek, puur en waar de aandacht van de band in de liedjes zit in plaats van in intelligente marketingstrategieën.

Het leek mij toepasselijk om een liedje toe te voegen aan de Spotifetteplaylist van een van de beste bands ter wereld wiens oeuvre niet op Spotify te vinden is. Tekenend voor mijn ervaring met Spotify. Ik zal je niet vermoeien met het onder de aandacht brengen van het nieuwste, hipste bandje. Ik wijs er echter wel op dat je zonder deze band echt iets mist in je leven. Helaas moet je er je best voor doen om meer te horen van dit briljante trio. Want gemak mag dan de mens dienen, voor echte hoogtepunten is meer nodig dan een luie klik naar een playlist. Maar het is de moeite waard, geloof me. De band bestaat niet meer. Het is oude koek. Maar niet over datum.
Unwound was een van de beste bands ter wereld. De band maakte rauwe dissonante muziek maar dat zal je niet verbazen na het lezen van bovenstaand stuk. Het enige liedje wat op Spotify te vinden is, is NO TECH!, van het album Challenge for a Civilized Society uit 1997. Niet hun beste werk, maar je moet het er maar mee doen.

Unwound – Corpse Posse, live in 2001

Nôze heb ik uit de lijst gegooid. Sorry Nicole. Simpelweg om het feit dat het mij na herhaaldelijk beluisteren van de hele lijst niks doet. Erger nog, ik ga mij vreselijk irriteren aan het liedje. Zo zie je maar hoe persoonlijk smaak is.

Ik draag het stokje over aan Arnold, die op Araglin.nl sinds jaar en dag jaloersmakend mooie stukjes schrijft over voor mij meestal onbekende muziek. Zijn smaak is ook de beste.

Peter

Als één van de “jongens” achter Beep! Beep! Back Up the Truck kan ik het niet helpen dat ik een mening heb over een digitale ontwikkeling als Spotify. In het begin was ik erg enthousiast. Het is de basis voor een democratisch muziek model, waar bij het binnenkomende geld verdeeld zou kunnen worden over alle artiesten. Deze romantiek werd echter snel weer weg gevaagd, door de realiteit van de volgende pagina.

http://www.informationisbeautiful.net/2010/how-much-do-music-artists-earn-online/

Hier uit blijkt dat een nummer 4.000.000 keer moet worden gestreamd om uiteindelijk één minimum maand loon te genereren.

Ik ben groot voorstander van het laagdrempelig verspreiden van muziek, zie het als onderwijs. Het moet toegankelijk zijn voor iedereen en is goed voor ieders ontwikkeling. Natuurlijk is geld verdienen niet alleen afhankelijk van album verkoop, maar het royalty model van Spotify is dikke onzin. Naïeve luisteraars kopen voor 10 dollar hun schuldgevoel af, om vervolgens bijna alle popmuziek ter wereld te kunnen luisteren.

Kortom, volg je geweten en gebruik lekker via Mediafire. Snel, simpel, permanent in je bezit en gratis.
Persoonlijk download ik als een malle, maar koop ik alle ‘blijvende’ platen op vinyl. Meer kan ik me niet veroorloven en heb daarom ook zeker geen schuldgevoel.

Wat betreft Spotifette wil ik graag beginnen met een eervolle vermelding. Een paar weken geleden kwam ik er namelijk via Spotify achter dat ik al ruim tien jaar naar Les Savy Fav luister. Zonder dat ik het door had zijn zij het geweest die mijn uit de punk en hardcore hebben getrokken en mij vervolgens een decennium later hebben gebracht waar ik nu ben. Zij zijn de enige officiële overlevenden uit mijn puberteit/adolescentie. Het vinyl dik en dwars waard dus.

Maar goed, wat komt er in de playlist… Menomena! “Friend and foe” was al lang een van mijn favoriete albums en durfde daardoor niet te hopen op het vervolg. Toen afgelopen jaar “Mines” uit kwam leek dit terecht. Ik voelde hem echt niet. Het zat muzikaal wel weer knap in elkaar, maar de ziel kon ik nog niet vinden. Vervolgens heb ik gedaan wat iedere plaat verdiend, maar waar simpel weg de tijd niet voor bestaat. Ik heb stug volgehouden. “Mines” in de auto, “Mines” op mijn walkman, “Mines” op kantoor en niet te vergeten, wanneer mogelijk via mijn koptelefoon. Helemaal afgesloten van alles. Het heeft me misschien wel vier maanden gekost om te komen waar ik nu ben, maar het was de investering meer dan waard. Deze plaat is echt prachtig…echt echt prachtig. De geluiden zijn prachtig, de arrangementen zijn prachtig en de atmosfeer is prachtig. Een nummer kan ik niet kiezen. Daarom gaat de eer naar het nummer wat mij overhaalde deze plaat meerdere kansen te geven, “Tithe”.

Morgen ga ik naar Sharon van Etten in het kader van Cross Linx. Zij schreef vorig jaar het nummer “Love more”. Dit is waarschijnlijk het mooiste liedje wat ik ooit gehoord heb en daarom ook een nummer waar ik graag 27,50 entree voor betaal. Dat kan ik van the National (headliner van Cross Linx) helaas niet zeggen. Geen slechte band hoor, maar tegen Menomena moeten ze het wel ontgelden.

Omdat ik maar één nummer mag kiezen plak ik hier stiekem Sharon van Etten’s live versie van “Love more” onder.

Het stokje draag ik over aan Peter Boorsma van My Own Music Industry, Kicking the Habit en Into the Great
Wide Open. Waarom? Ik denk charisma. We kennen elkaar amper. Ik vertrouw hem blind 🙂

John Peel

Posted: January 4, 2011 in Uncategorized

Ik had mijn vrouw bij onze eerste ontmoeting nog zo gewaarschuwd: ‘ik ben een muziekfreak’. Een jaar later bekende ze aarzelend, dat ze destijds alleen gedacht had dat die jongen blijkbaar van muziek moest houden. Nu er binnen een jaar een stuk of 20 bands bij ons gelogeerd hadden en ik haar had meegesleurd naar de uithoeken van de Berlijnse kraakscene om een obscuur lawaaierig Noorse band te zien, realiseerde ze pas wat die woorden hadden ingehouden. Tijdens onze huwelijksreis in Zuid-Korea, moest ik mijn honger stillen door in de stromende regen naar ‘The Busan Punk day’ te gaan.

En ik heb het van niemand vreemd. Mijn grote inspirator, John Peel, hoorde ik voor het eerst op de radio in het programma van Jan Douwe Kroeske. Hierin kreeg hij een klein kwartiertje zendtijd, waarin hij als een bezetene orakelde over 3 of 4 obscure platen. Het betrof hier ook niet zo maar een release: dit was de allerbeste-hemelbestormende- legendarische-unieke muziek die er ooit gemaakt was. Iedere plaat was in zijn ogen een instant klassieker, zelfs de 60e drol die Mark E Smith met (een alweer vernieuwde) The Fall gemaakt had. Terwijl ‘Bogshed’ de tenen bij mijn vrienden deden krommen, geloofde John Peel heilig, dat er iemand in het Engelse koningshuis naar deze hemelse band moest luisteren. Het leverde tal van cassettebandjes op, hoesjes volgeschreven met fonetisch gespelde namen. The Wedding Present, Buy of the Bar en Big Flame, zij verrijkten mijn leven. Ik werd definitief gepakt door muziek en ik hoor nu nog mijn ouders zeggen dat ik deze fase over een jaar of tien wel ontgroeid zou zijn. Tot aan zijn dood in 2004, 65 jaar oud, bleef hij met kinderlijke enthousiasme de nieuwe generatie indie-bands bij de BBC aankondigen. Mijn held……  

Bij deze John Peels lijflied: Teenage Kicks van The Undertones….De beste punk single ooit gemaakt (of was het Fast Cars van The Buzzcocks of  toch iets van The Fall…John??…John??….

The Fall:

Grote ontbrekende band in de platenkast is the Fall. Inmiddels 80 platen verder en er staat maar 1cd en een tribute in de kast. The Fall was niet mijn cup of tea. Maar Legendarisch zijn de verhalen rondom de band. Jeffrey Lewis maakte ooit een hylarische low budget videoclip over the Legend of the Fall.

Lees ook de fraaie biografie op Wikipedia http://nl.wikipedia.org/wiki/The_Fall_(band)

Spotifette estafette stokje:
Ik geef mijn stokje door aan Nicolai van Beep! Beep! Back up the Truck, een indie-label uit Utrecht. Dit jaar verschenen op hun label twee platen die ik zeer vaak gedraaid heb: Het Gloren en The Black Atlantic. Hun businessmodel sluit meer aan in deze tijd. De releases zijn gratis te downloaden of als hardcopy op vinyl en cd te koop. De releases worden heel mooi verzorgd! Ik ben benieuwd waar ze in 2011 mee gaan komen.

oh ja helaas moet er ook eennummer uit. Against me! gaat eruit. Ene punk nummer voor het andere.

Wilbertjan

Op de fiets door de weilanden van Nieuw-Lekkerland. Tijdens geschiedenisles op De Lage Waard in Papendrecht. Onder de dekens voor het slapen gaan. Bij het ontbijt via de walkman. Voorin Nighttown, 013 en Bibelot bij concerten. Halverwege de eerste afdeling van de Python in de Efteling. Achterin de kantine tijdens een tussenuur. Altijd dus. Al-tijd. Altijd-fuckingmetal-tijd.

Tijdens mijn puberteit was metal het aller-, aller-, allerbelangrijkste wat er was. Ik was constant op zoek naar andere metalfans via de bandshirts die ze droegen, de cd’s die ik ze zag kopen, het kapsel dat ze hadden, en de concerten die ik ze zag bezoeken (en sprak ze bij de lichtste verdenking ook gelijk aan trouwens). Ik leerde tracklists, songteksten en biografieën uit mijn hoofd, en moest heftig geëmotioneerd slikken toen ik las hoe Metallica’s Cliff Burton in 1986 overleden was in Zweden. Ik vroeg me bij elke koptelefoon af of die persoon daaronder ook metal luisterde, en verguisde een ieder die de kans liet liggen om dat te doen. Ik wilde bij elke ge-wel-dig-e plaat die ik op de walkman luisterde anderen daarin laten delen, en liep als een soort mobiele luisterpaal door de gangen van mijn middelbare school met het volume op het niveau van de apocalyps versus de oerknal, en dat dan door een distortionpedaal heen. Ik kon het wel van de daken schreeuwen hoe weergaloos goed metal was, en deed dat na anderhalf bier ook regelmatig.

En dat was het ook, verdikkeme! De jaren 90, en dus mijn puberteit, waren zonder twijfel de meest glorieuze periode van de metal. De hegemonie van Roadrunner (dat zo ongeveer alleen maar belangrijke albums uitbracht), de scherpe randen op Nuclear Blast, de Nederlandse trots die Displeased heette, het was bijna altijd raak. Het toch al zo spaarzame geld dat ik via een krantenwijk verdiende sloeg ik dan ook zonder scrupules of toekomstvisie stuk op zo veel mogelijk cd’s, longsleeves, kettingen en posters uit de halfjaarlijkse Large-catalogus.

Wat extra glorie aan die periode verleende, was dat er sprake was van een gruwelijke onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod. Het aantal verkrijgbare metalalbums was minimaal (want geld om ze zelf te kopen had ik niet, dus het was wachten tot iemand een 6 keer overgespoelde SA90-tape met Sepultura’s Arise of een bootleg van Megadeth had), terwijl de vraag van mijn kant oneindig groot was (uit pure armoede ging ik zelfs Blind fucking Guardian luisteren). Meer, méér, MEER!

Het is niet de vraag óf ik een metalplaat in de Spotify-lijst stop, maar wélke. Hele albums zitten ad infinitum in mijn geheugen gegrift. Master of Puppets, Burn My Eyes, Enthrone Darkness Triumphant, By Time Alone, Demanufacture, State of the World Address (mo-ther-fuuuuuuu-ckers!!!), Tales from the Thousand Lakes, Countdown to Extinction, Chaos A.D., Storm of the Light’s Bane: u vraagt, wij citeren (en na 13 bier wil ik ook wel zingen; grunten is jammer genoeg niet mijn sterkste kant, alhoewel alle tips om dat alsnog te leren welkom zijn). Keuzes, keuzes.

Maar, al springend door mijn eigen Spotify-lijst met metalklassiekers, hoor ik dat er 1 plaat is die met zulke enorme weerhaken in mijn cognitieve en emotionele systeem zit vastgehaakt dat ik niet anders kan. De eerste keer dat ik deze plaat live hoorde, was relatief laat. Gorefest had net zijn Soul SurvivorChapter 1370’s-hippieshit-periode achter zich gelaten, speelde weer oude tracks tijdens optredens, en stuurde dan ook zonder problemen werk van Mindloss en False richting het publiek. Zanger Jan-Chris de Koeijer was toentertijd net uit de kast, dus er zat toch een gekke nasmaak bij (geen scene zo homofoob als de metal, vermoed ik). Maar toch. De oneindig diepe grunt van de Koeijer, die met militaire precisie afgevuurde drums van Warby, die technisch én emotionele gitaarpartijen van Bonebakker en Harthoorn, het viel allemaal op z’n plek, en dan is weerstand zinloos. The Glorious Deeeeeeeeeeeeeeaaaaaaaaaaadddddddd!!!!!!!!!!!!

Inge Janse

De volgende Spotifettist is Wilbertjan Vlot. Ik heb hem enkele jaren geleden leren kennen als trotse Dordtenaar en programmeur van het Urban Explorers Festival, en al snel bleek dat hij tientallen jaren muzikale bagage bij zich draagt als – onder meer – (voormalig) programmeur van Bibelot en [F]luister. ‘Slow Show’ van The National is de plaat die het veld moet ruimen. Ik ben een enorm fan van de band, maar overdaad schaadt.

Bron foto: Rosanne Gelderman

Lekker dan, lees ik net pas dat het eigenlijk de bedoeling is dat ik mijn fellow popjournalisten op (door hen nog onontdekte) nieuwe, ruwe diamanten wijs. De helden van morgen. De toekomst!
En waar komt die Passet mee aan? Met een nummer uit 1978. Terwijl die gast van DJ Broadcast die ‘ook iets met files doet’ toch dag en nacht bezig lijkt met het ontdekken van vage dance-shit. Of dat nou slow motion underground house uit motorstad Detroit is of obscure UK Funky uit een vage steeg in West Londen.
Nee hoor, Passet moet weer zo nodig een post-punknummertje van een stel gesjeesde kunstenaars uit San Francisco kiezen. Tuxedomoon is de naam.

De keuze heeft alles te maken met misplaatste ijdelheid. Ooit, toen ik nog Clearasil gebruikte en op een opgevoerde brommer reed, werd ik op een feestje door een stel hippe mensen gevraagd of ik geen zin had om ‘dressman’ te worden. Je weet wel, modeshows lopen en stinkend rijk worden.
Dat leek me wel wat.
Ik dus naar Rijswijk, waar ik samen met een hoop lekkere wijven en nog een stel opgetrommelde jongens een stoomcursus zou volgen. Charles zag er uit als een rockster-op-leeftijd, compleet met paars colbertje, ringbaard en bril met gekleurde glazen. Zijn geblondeerde vrouw stonk een beetje uit haar mond.
Al snel kreeg ik door dat de beloofde gouden bergen achter de horizon in Parijs wellicht nooit bereikt zouden worden. De cursus werd gegeven op de 14e verdieping van een troosteloos flatgebouw. Terwijl de meisjes en ik beurtelings en onwennig de gang van het piepkleine appartement op en neer liepen, filmde de vrouw van Charles alles met een huis-tuin-en-keukenvideocamera, ondertussen de ene sigaret met de andere aanstekend. In de ene hoek stond een hometrainer, in de andere lag een bouvier te slapen. Bepaald geen Benelux Next Top Model.

Donkerder dan disco
Na afloop van de eerste les vluchtten de meesten dan ook snel het huis uit. “Drink nog wat”, zei Charles terwijl hij een grammofoonplaat uit een Mondriaan-achtige hoes haalde. Het was Half Mute, het debuutalbum van Tuxedomoon. Hoewel alles in me schreeuwde om weg te rennen uit deze knotsgekke scam, viel ik neer in de bank zodra de naald zich in de groef had gezet. Wat de fuck was dit voor muziek?
Elektronisch weliswaar, maar het klonk veel donkerder dan de disco die destijds de radiozenders domineerde. Veel avontuurlijker ook dan de meeste punk, een rage die toen al op z’n laatste benen liep. En wat deed die viool daar?
Een dag later had ik de bewuste plaat in huis. Gekocht bij Supertracks, destijds de coolste platenwinkel van Den Haag, waar je ook terecht kon voor de nieuwe Metalbox van P.I.L., iets van Kraftwerk of Fad Gadget.
Later vond ik (voor veel geld) Tuxedomoons cultsingle No Tears. Daarop klinkt de groep rond Winston Tong, Blaine Reiniger en Peter Principle nog een stuk ruiger en bozer. De opname is heerlijk beroerd en krakkemikkig en er zit dusdanig veel venijn in de zang dat je terstond op zoek wil naar die ‘creatures of the night’ waar Brown het over heeft. Het was het begin van een levenslange tocht kriskras door het nachtleven, op zoek naar avontuur, vernieuwing en dwarse beats.
Naar die modellencursus ben ik nimmer terug geweest. Maar ik ben Charles uit Rijswijk eeuwig dankbaar voor het aanbrengen van een nieuwe liefde: Tuxedomoon.

Ik geef het Spotifette-stokje over aan Inge Janse. Zijn naam doet een vrouw vermoeden maar last time I checked was Inge toch echt een gezonde Rotterdamse jongen. Hij runt het muziekblog Eclectro.nl en schreef geruime tijd voor Kindamuzik.net. Met een zwak voor metal EN obscure dance wordt het spannend waar hij mee aan komt zetten.

René Passet

Ik wist altijd wel van jullie bestaan af. Jullie bevonden je ergens aan de oppervlakte, in de publieke ruimte, in de lucht waar ik doorheen liep. Als jullie dan van je lieten horen, neuriede ik wat mee met het refrein, want fluiten kan ik niet. Jullie waren alomtegenwoordig, maar toch zo ver weg. Jullie werden mijn Sundays artiesten, de zonnestudio waar ik werkte. De plek waar jullie nauwelijks door het gezoem van de zonnebankventilatoren heen kwamen, al deden jullie en Sky Radio nog zo je best. Zo weet ik nog goed hoe bijvoorbeeld jij, Phil, met zoveel overtuiging de wens voor regen uitschreeuwde, met kracht bijgezet door die geraffineerde gitaarsolo. Toch lukte het je niet om tot mij, en die naakt onder de zonnebank lag, door te dringen. Misschien was het vroeger anders, maar ik ken jullie niet anders dan oppervlakkig en voor niets anders bestemd dan ter begeleiding van de dagelijkse activiteiten van de mens, niet ter afleiding van die beslommeringen.

Tot die rustige winteravond in de Sundays. Ik was alleen. Geen gezoem van de zonnebanken, slechts de muziek van de vaste radiozender Sky Radio was te horen, toen jij, Billy, langskwam met de trein. Ik leerde je eindelijk goed kennen. Je drong tot me door, omdat ik voor het eerst de aandacht aan je schonk die je allang had moeten krijgen. Aandacht die verder ging dan met de vingers knippen op de maat van je ambachtelijke, ogenschijnlijke feelgood nummers. Je opende mijn ogen voor een Best Of cd van je die verstoft in een lade bij de kassa lag. Sindsdien zou ik tijdens mijn werkuren amper nog iets anders draaien. Maar je openbaarde me ook de gave van je vrienden. Ook hun klasse drong eindelijk tot mijn door. Ik had het zelf nooit kunnen bedenken, maar mocht ik ooit trouwen, dan wil ik dat de openings- en laatste dans en alles wat daar tussenvalt zal plaatsvinden op Tiny Dancer van Elton.

Toch blijf jij, Billy, de meest bijzondere plek innemen, vandaar dat ik hier speciaal bij jou stil sta. Jouw nummers brengen het gemoedelijke en het wezenlijke in mijn leven samen. Zoals je zingt in Piano Man ‘it’s sad and it’s sweet’. De manier waarop je speelt op je piano geeft me vreugde, wat je zingt geeft me kippenvel. In een overvolle kroeg weet jij voor een opgetogen stemming te zorgen, terwijl je, fluisterend in mijn oor, vraagt of het wel echt zo goed met me gaat als ik doe voorkomen. Maar het aller-allerbeste doe je dat in The Stranger. Wanneer ik dat nummer luister lijk ik me voor even om niets te bekommeren, zo ontspannen fluit je het intro vol en laat je me soepel door het middenstuk dansen. Maar tegelijkertijd zet je me wel aan het denken, door wel een heel moeilijke vraag te stellen: hoe volledig ik mezelf durf te leren kennen. Billy, ik zal dit nummer blijven draaien tot het moment daar is dat ik je een antwoord kunt geven: The Stranger van Billy Joel.

Dit stukje tekst is mede mogelijk gemaakt door Sundays en Sky Radio.

Fiona Fortuin is: zij met groene ogen, casual gekleed, leeftijd: 28 jaar, momenteel verliefd op Nosaj Thing, hobby’s: muziek luisteren en heel (heeeeeel) af en toe daar ook een stukje over schrijven.

Om het niveau na mij weer op peil te brengen, geef ik de Spotifette door aan Rene Passet, naast begenadigd filelezer ook één van de meest inspirerende figuren in de Nederlandse dancescene, als bezoeker, archivaris, journalist, kenniscentrum en smaakmaker. Het verwijderen van een track laat ik ook aan hem over.

Ik liep 2 kilometer over een bedrijfsterrein in Gilze, op weg naar een man en een machine voor een stukje in Intermediair, en omdat het terrein saai en de weg lang was checkte ik mijn mail (mijn beste vriend, die iPhone). Er was een mail van Guuz, met wie ik tijdens mijn bestaan als freelance journalist de stukjes voor de Revu regelde en op wiens tattoo ik stiekem een beetje jaloers ben. Niet omdat ik ook een tatoeage van Serge Gainsbourg op mijn arm wil, maar omdat ik soms wel een beetje een tatoeage wil. Ik ben alleen bang dat ik hem zat word en ik kan niet kiezen wat het zou moeten afbeelden. En waar hij zou moeten komen.

Guuz vroeg of ik zijn Spotifette-stokje wilde aanpakken en hoewel mijn eerste reactie ‘Leuk!’ was, was mijn tweede ‘Oooooh maar shit, welk nummer moet ik dan in godsnaam kiezen??’. Want keuzestress, I have it. Maar goed, het lukt me om elke maand een popcolumn te schrijven voor de UitKrant, dus dit moest ook lukken.

Om de keuzestress – ik ben zo iemand die 5 minuten voor het schap met toetjes kan staan – te omzeilen, bedacht ik een truc: ik zou gaan voor het allereerste nummer dat ik ooit op Spotify kreeg doorgestuurd. Mits dat een geschikte was. Geweldig trouwens, die muziekjes-doorstuur-functie. Ik ben een fanatieke muziekdeler en ik ontvang bijna dagelijks parels in mijn inbox. Het heeft iets liefs om zonder een woord te wisselen een nummer te delen. Puur de muziek die voor zich spreekt. Dat je er sinds een tijdje een bericht bij kunt zetten, vind ik dan ook enorm zonde. Die boodschappen als ‘Dit vind jij leuk!’ verpesten heel het subtiele liedjes-doorstuur-spel.

Maar goed, je wacht natuurlijk op mijn bijdrage. Gelukkig vond ik het eerste nummer dat ik op Spotify ontving – van een vriend die me overlaad met electronische pracht – wel geschikt, anders had ik alsnog een keuzeprobleem gehad. Het gaat om ‘Remember love‘ van Nôze. Een akelig vrolijk nummer waar jullie waarschijnlijk van zullen gruwelen.

Maar juist om dat akelig vrolijke vind ik het geschikt, want ik vond het tijd voor wat blijheid in de Spotifette-lijst. Die staat mij nu te vol met zwaar op de hante klanken die me de lust in het leven haast ontnemen. Zoals ‘Straight to your heart’ van Loop dat ik er dan ook uitgooi (ik overdrijf hoor, ik kan het best waarderen. Maar ik moet iets kiezen…).

Ik vind het ook tijd voor meer vrouwen in de Spotifette estafette, daarom geef ik de stok door aan Fiona Fortuin: voormalig muziek journalist bij 3voor12. Maar vooral een ‘spontane meid met groene ogen’, zoals ze zichzelf treffend omschrijft in haar Twitter bio. En die trouwens ook tatoeages heeft, waar ik stiekem dus een beetje jaloers op ben.

Nicole

De cultureel onderlegden onder de lezers zullen vanwege de kop denken dat ik een walsje van Johann Strauss II ga toevoegen (opus 333, heel goed), maar Nein. Spotifette is, zoals eigenlijk alles waar twee of meer mannen zich mee bezig houden, een wedstrijd ver plassen. Pikmeten. Ik heb meer platen dan jij, ik heb veel gekkere platen dan jij, ik ben met meer makers van gekke platen dronken geworden dan jij. Wat ik maar zelden tegenkom in de bijdragen van de mannen tot nu toe, is emotie. Ontroering, boosheid, verlangen. De vrouwelijke kant, zeg maar. De enige die eraan toegeeft is Evert Nijkamp. Hij schrijft in zijn stuk, dat uiterlijk een gedicht van Paul van Ostaijen had kunnen zijn, ‘fado is samen met oude huilcountry de nietNl muziek die mi het dichtst bij de hollandsche smartlap komt.’ Muziek om bij te huilen dus.
Mannen geven dat niet graag toe, dat ze moeten huilen om een liedje. Niet een brokje wegslikken, nee, de kranen open. Kletsnatte wangen. Snotneus. Rode ogen. Alle controle kwijt, helemaal in de tekst, helemaal in de muziek. Maar The Cure leerde ons als, Boys Don’t Cry. En Tough Guys Don’t Dance, nog zoiets.
Sinds vijf jaar ben ik onbezoldigd pleitbezorger van het beter gezuchte Franstalige lied, middels het weblog FillesSourires.com. Zuchtmeisjes dus, die inderdaad zo zingen omdat dat voor een prettige kriebel onder de navel zorgt. Maar ook om de melancholie, de fragiliteit en de ongrijpbaarheid van Het Leven Zelf te benadrukken. Zuchtmeisjes zuchten niet zomaar wat voor de vuist weg. Maar je hoort het pas als je je ervoor open stelt.
Da’s nog iets wat me treft in veel Spotifette-bijdragen: de meeste mannen blijven in hun comfort zone. Ze kiezen een liedje wat bij ze past, wat van ze wordt verwacht. En vrijwel altijd zijn die liedjes in het Engels. Behalve bij Evert Nijkamp dus. En misschien nog een of twee contribuanten. Typisch dat juist de liedjes van de vrouwen, of de negers, of een artiest die ‘meisjesmuziek’ maakt, worden gedumpt zodra het stokje is overgenomen.
Zoals het een schande is dat er zo weinig vrouwen in het kabinet Rollator-1 zitten, zo is het ook bespottelijk dat vrouwen er zo bekaaid zijn afgekomen in deze Spotifette. Dus voeg ik Os Mutantes toe, een knotsgek, invloedrijk en uniek Braziliaans trio dat de verst vooruitgeschoven post werd (en is, ze bestaan nog steeds) van de Tropicalia-beweging. Tegen de klippen van de dictatuur op maakten ze muziek die diep geworteld was in de bijzonder rijke Braziliaanse cultuur, maar ook open stond voor invloeden die letterlijk en figuurlijk ver weg stonden. Van The Mothers of Invention tot The Beatles tot, jazeker, Francoise Hardy. Op het debuut van Os Mutantes uit 1968 staat een geweldige versie van het huilliedje Premier bonheur du jour. Dat oorspronkelijk krap anderhalve minuut duurt, maar is opgerekt tot twee maal die lengte. En waarin naast schitterende samenzang, een blokfluit en bongo’s ook een geluid zit dat nog het meest lijkt op een rubberlaars die in de modder stapt.
Wat er zo knap is aan deze gehippieficeerde versie is dat de melancholie van het liedje is gebleven, dat de gekke geluiden een functie hebben (al was het maar om de luisteraar uit het lood te slaan, of te laten wegzweven op zijn joint) en dat je hoort dat het Frans een beetje wringt. Maar toch doen. Als ik het nummer hoor, zie ik Turks Fruit voor me, maar dan opgenomen in het Rio van de jaren zeventig.

We zeggen ‘adieu’ tegen het immens vervelende Cubist Blues van Alan Vega en consorten, en zeggen ‘bonjour’ tegen degene die het stokje overneemt, Nicole Carlier (@nunicole). Zij tipte mij onlangs een supersensueel elektronisch liedje van een combo waarvan ik nog nooit had gehoord. Dus ja. Ik trek vast een flesje wit open.

Guuz Hoogaerts (aka Guuzbourg)

Echt grappig. Peter Zantingh verwees hieronder naar enkele boze reacties op de toevoeging van The National aan Spotifette. Ik moest meteen aan mijn VWO-tijd denken. De intenties van bands en de afzonderlijke leden werden nauwlettend in de gaten gehouden. Was ons de mogelijkheid gegeven om ze te laten afluisteren en bespioneren, dan hadden we het meteen gedaan. We wilden koste wat kost één ding zeker weten: ‘onze’ bands moesten niet commercieel zijn. Want zo heette het, commercieel. Een scheldwoord vergelijkbaar met het nu zo populaire hoerenjong, maar dan erger. We controleerden erop los. De hitlijsten werden schaamtevol opgehaald bij de Free Record Shop en vervolgens woord voor woord gespeld. Had een band uit onze collectie de hitparade gehaald, dan waren we meedogenloos: we luisterden er nooit meer naar en namen er officieel afstand van. We belegden nog net geen persconferentie waarin we en plein public de desbetreffende bandjes en cd’s in de fik staken.

We meenden dat bands er doelbewust voor kozen om commercieel te worden. Ze hadden niet alleen hun ziel aan de duivel verkocht, Beëlzebub kreeg de rest van hun lichaamsdelen er gratis bij. Het was een uitdrukking die veelvuldig op het schoolplein rondzong, dat een band commercieel was geworden. Vooral de ‘neppunkers’ van Green Day en Offspring hadden het zwaar te verduren. Hoe durfden ze muziek te maken die je neefje van tien ook leuk vond?! Dat was niet punk, lazen we in interviews met échte punkbands, die er dan ook schande van spraken. Of net zo erg: soms bleek een album opeens, vanuit het niets commercieel te zijn. Vlak na het verschijnen werd No Need To Argue van The Cranberries erg gewaardeerd, maar nadat elke verdwaasde brugklasser Zombie meefloot, was het toch niet wat voor ons. Wie een zus had, gaf haar snel dat exemplaar van die Cranberries-cd cadeau. Wij luisterden alleen naar bands die voor ons groot waren door bewust klein te blijven.

Het bovenstaande is vet aangezet, maar de muziekpolitie die bepaalde wat goed en slecht was bestond op de middelbare school, de agent zat ook in jezelf. En dan, op een gegeven moment, laat je dat gevoel los. Het verdwijnt. Wat je van een album vindt, bepaal je op basis van, jawel, de muziek. Hoe revolutionair! Of een band één album verkoopt op tien miljoen, of ze de hitlijsten haalt of niet, het is is allemaal geen leidraad meer. Goede liedjes, goede platen, daar gaat het om. Laat ik het, heel voorzichtig, volwassenwording noemen. Dan komen we meteen aan bij de reacties van mensen die verfoeien dat Harm de Kleine op deze plek zijn enthousiasme over The National heeft gedeeld. ‘Dan kan Spotifette overgaan in de top-40,’ stelt een criticaster voor wie die Top 40 ongetwijfeld het Sodom en Gomorra van de muziek is. Wij hadden het ‘commerciële muziek’ genoemd, maar voor de criticaster lijkt dat een understatement. Hij noemt het ‘ziek’ dat The National wordt toegevoegd. En daarbovenop: The National ‘was bereslecht op Roskilde.’ Ja, dat doen bands soms, slechte optredens geven. Ook favoriete bands uit de collectie van deze criticaster geven soms hondsberoerde concerten. Het lijkt me niet dat hij ze dan compleet afschrijft. Dat hij ze niet meer in een playlistje wil stoppen.

Criticaster #2 maakt duidelijk dat The National niet bijzonder en innovatief is. Dat hij dat zelf vindt, geen probleem, muziekbeleving is per definitie gekleurd. Ook die van mij. Ik heb er geweldige discussies over gevoerd die langer duurden dan een gemiddeld potje RISK. Maar, beste criticaster #2, misschien vinden anderen The National wél bijzonder en innovatief. Die band doet iets met Harm én Peter én mij wat andere bands niet op die manier doen. Ik vind The National uniek. Ik heb zelden een band meegemaakt die zo subtiel onder mijn huid wist te kruipen. Het heeft jaren geduurd voordat de verslaving écht optrad. Nummers die eentonig klonken, muzikaal en vocaal, bleken een zuigende werking te hebben. Hoe vaker ik luisterde hoe meer ik voelde dat elke millimeter vol zat met opgekropte energie. The National is een autist die alleen in het uiterste geval ontploft omdat het er écht uit moet. De hele sfeer van de muziek, en vooral de briljante drumpartijen, verwijzen naar explosies die in de meeste gevallen uitblijven. Veel luisteraars vinden dat saai of onbevredigend. Ik vind het af. Het grijpt me vast.

Het is goed dat Peter Meeuwsen hieronder tot rust maant en dat hij aangeeft waar Spotifette over moet gaan. Toch houd ik de discussie nog even in leven. ‘Ik denk vooral dat balans heel belangrijk is in de lijst,’ stelt Peter. Dat kan remmend werken. Ik denk dat iedereen die een nummer uitkiest, die lijst volledig los moet laten. Kies het nummer dat jou verwondert, ondersteboven schopt, dat je op onnavolgbare wijze ontroert en leg uit waarom. Zonder invloed van lijsten, criticasters of de muziekpolitie die commerciële misdadigers opspoort. Om een variatie op de legendarische Bill Hicks-quote aan te brengen: choose from your fucking heart. Mijn keuze voor de Spotifette-playlist is gevallen op Afraid Of Everyone van The National. Dat nummer is afkomstig van het vrij sublieme, dit jaar verschenen High Violet en behandelt het deel van de tijdsgeest waar we paranoia, angst en xenofobie vinden. Het klinkt heerlijk claustrofobisch. Ik moet de criticasters wel waarschuwen. Volgens mij las ik ergens op een forum dat iemand dit een nogal ‘commercieel’ album van The National vond. Ik heb jullie gewaarschuwd. Een andere waarschuwing: deze band, dit nummer, kan geruime tijd je leven beheersen en dat geeft ontzettend veel voldoening. Het nummer van Dimilite verdwijnt, sorry Atze. Het is ongetwijfeld bijzonder en innovatief, maar in mijn geval ook luisteraartje pesten.

Het stokje gaat over naar Guuz Hoogaerts a.k.a. Guuzbourg. Gewaardeerd oud-collega van Nieuwe Revu en een muziekliefhebber waarvan er meer moeten zijn. Dat vinden ook alle Franse zuchtmeisjes die hij promoot.

Norbert Pek

Naar aanleiding van de onstane discussie over waar het naartoe moet met Spotifette, een kleine toelichting waarom ik Spotifette ook alweer lanceerde.

Ik heb Spotifette bedacht als een platform waarop mensen een lans kunnen breken voor een bepaalde band, een blog waar mensen een band onder de aandacht kunnen brengen. Op het moment dat de populairste pop/rock band van dit moment in de lijst terecht komt, kun je je afvragen of dit nog bij het oorspronkelijke idee past. Maar eerlijk gezegd had ik The National of een dergelijke band, Arcade Fire, Grizzly Bear, Interpol of Editors al veel eerder verwacht. Dat is nu eenmaal inherent aan het vrijgeven van de blog en precies de bedoeling. Het hele idee van de blog is dat er naar elkaar(‘s muziek) geluisterd moet worden en over elkaars keuzes gedebatteerd. Natuurlijk is het interessant om met obscure plaatjes aan te komen, maar voor iemand die diep in de obscuriteit zit, kan juist een breder gedragen plaat verfrissend werken. Ik denk vooral dat balans heel belangrijk is in de lijst.

Ik kan zelf niet langer dan een halve minuut naar the National luisteren, maar heb het stuk van Harm met veel plezier gelezen. Hij heeft me overtuigd, niet van de band, maar van zijn enthousiasme, en daar gaat het om. Ik heb toch heel even met een ander oor naar The National geluisterd en snapte wat hij bedoelde, al zal ik nog steeds niet uit mezelf The National opzetten. Daarvoor staat die band te ver van mijn smaak af en dat geeft niet. Dat maakt mij niet elitair denk ik en het maakt Harm niet iemand met een slechte muzieksmaak.

Je kunt niet verwachten dat Bob Rusche, man van het experimentele radioprogramma X-rated, de keuze van jonge indiefanaat Harm de Kleine kan waarderen en andersom. Maar ondertussen ben ik juist erg blij dat beide tegenpolen hebben bijgedragen en wellicht vinden ze elkaar bij Loop, de keuze van Theo Ploeg, of bij Dimlite, de keuze van Atze de Vrieze. Juist dat is de bedoeling van Spotifette. Verschillende mensen uit verschillende hoeken bij elkaar brengen met muziek uit verschillende hoeken.

Nog een compliment voor de vele enthousiasmerende verhalen op deze blog. Mooi dat jullie ook allemaal zo goed elkaars verhalen hebben gelezen en naar elkaars tracks hebben geluisterd. Juist dát is de bedoeling. En die discussie mag best fel zijn, juist in die discussie komen mensen bij elkaar en leren ze van elkaar.

En terwijl ik dit schrijf denk ik: laten we over een jaar een Spotifette feestje organiseren! Zonder DJ, maar met een Spotify playlist waaraan iedereen die bijgedragen heeft een drietal nummers toevoegt. Popjournalisten genoeg om promotie te maken, een leuke popzaal of geschikt café in Nederland moet ook wel lukken. We zullen vast voor een goede baromzet zorgen.

Graag wil ik de volgende schrijver, Norbert Pek, maar ook allen die daarna volgen, aanmoedigen om notie van de discussie te nemen en vervolgens zijn eigen (on)verstandige keuze te maken voor een nieuwe track en een nieuwe scribent. Spotifette gaat over je overgeven aan de keuze van iemand anders. Waardeer die keuze of niet, maar lees de stukjes, luister naar de tracks en treed erover in discussie!

Peter Meeuwsen